Energielandschappen
In het kort
Energielandschappen gaat op zoek naar strategieën die op een duurzame en innovatieve wijze hernieuwbare energie kunnen integreren in ons landschap.
Energielandschappen is een traject binnen Labo Ruimte
De energietransitie in Vlaanderen
De eindigheid van fossiele brandstoffen of het naderen van ‘Peak Oil’, de CO2-uitstoot van niet duurzame energiebronnen en onze afhankelijkheid van energie aangeleverd uit soms onstabiele buitenlandse regio’s, dwingen ons na te denken over de noodzaak van een energietransitie, waarbij we in de toekomst onze energie zoveel mogelijk uit hernieuwbare bronnen halen. Die energietransitie is in Vlaanderen, waar de ruimte schaars is en dicht bebouwd, een enorme ruimtelijke opgave, die bovendien onlosmakelijk is verbonden met andere vormen van ruimtegebruik. We kunnen die energietransitie echter ook als een opportuniteit zien en aangrijpen als een katalysator om gebieden ruimtelijk te transformeren in een bredere, duurzame zin.
Maatschappelijke winsten door koppelingen
De studie Energielandschappen werd gelanceerd om inzichtelijk te maken wat het inzetten op hernieuwbare energie betekent voor het landschap, maar ook omgekeerd, hoe dit landschap - met al zijn functies - betekenis kan krijgen binnen die energietransitie. Enerzijds willen we via ontwerp tonen wat die wisselwerking tussen energie en landschap inhoudt. Anderzijds willen we aftasten welke doorbraken of meerwaarde we kunnen realiseren door niet langer in individuele, losstaande of eenzijdig sectorale ingrepen te redeneren, maar door koppelingen te maken tussen systemen en beleid, door collectief te denken, kortom door het energievraagstuk te koppelen aan andere maatschappelijke vraagstukken die elk ook hun neerslag vinden in diezelfde, beperkte ruimte.
Resultaten van het onderzoek
Nieuwe strategieën nodig aan vraag en aanbodzijde
Een van de kernboodschappen uit het onderzoek Energielandschappen is het idee dat we de loutere ‘toepassing van energie op het landschap’ zullen moeten overstijgen, dat we af moeten van het idee van afbakenen: energie mag niet een zoveelste bestemming of ruimteclaim worden naast de andere. Uit een eerste snelle kwantitatieve analyse bleek immers dat het realiseren van 100% hernieuwbare energie, met de huidige technologie en voldoend aan de huidige vraag in Vlaanderen, een enorm ruimtelijk beslag legt op dat landschap. De conclusie die we hieruit kunnen trekken is dubbel: enerzijds is er nood aan verder studiewerk en nieuwe strategieën voor een reductie aan de vraagzijde, anderzijds zullen we in het energie-aanbod op zoek moeten naar oplossingen die uitgaan van een gedeeld ruimtegebruik en gekoppelde belangen.
Cascade-principe van koppelen van (rest)stromen
Een basisprincipe bij het zoeken naar dergelijk ‘gekoppeld ruimtegebruik’ is dat van de energiecascade. Energie kan immers niet worden opgewekt, maar kan enkel worden omgezet van een energievorm met hoge kwaliteit naar een met lagere kwaliteit. Om energielandschappen te ontwikkelen, moeten we daarom verder bouwen op wat reeds aanwezig is: enerzijds door in te zetten op die bronnen met de grootste potentie op die plek, maar anderzijds ook door ongebruikte reststromen te detecteren, en door die stromen, producenten en gebruikers met elkaar te koppelen. Na gebruik van hoogwaardige energie kan de reststroom - van een lagere kwaliteit - ook een tweede maal of derde maal gebruikt worden. Het principe van een energiecascade, in combinatie met maatregelen voor piekregulatie en buffering, zorgt ervoor dat we optimaal gebruik maken van de energie die in het landschap ter beschikking is.
Hefbomen in het landschap
Oplossingen die uitgaan van dergelijke koppelingen kunnen we detecteren door op zoek te gaan naar specifieke hefbomen voor de opzet van een energielandschap in een bepaalde regio. Zo kan de restwarmte van koelhuizen dienen om serres te verwarmen; het biologisch restmateriaal uit die serres of andere landbouw kan in een biovergister ingezet worden voor de productie van gas; dat gas kan, net als de warmteproductie uit een vuilverbrandingsinstallatie, geleverd worden aan woningen; het afvalwater van die woningen levert na zuivering fosfaten op die na verwerking terug de landbouw kunnen dienen. De te ontdekken verbindingen tussen producenten en verbruikers zijn talrijk: de aanwezigheid van een bron genereert potenties voor (nieuwe) gebruikers en omgekeerd, een zekere kritische massa van afnemers creëert een marktpotentieel voor producenten.
Andere vormen van ruimtegebruik, nabijheid en collectiviteit
Uit dit lijstje van potentiële koppelingen mag enerzijds blijken dat we op zoek moeten naar een andere manier om onze ruimte te ordenen en functies te schakelen.Minstens even belangrijk is anderzijds de constatatie dat collectieve ingrepen een zeker schaalvoordeel met zich meebrengen dat investeringen in hernieuwbare energie-infrastructuur, in distributiesystemen en buffering heel wat haalbaarder maakt. Voor de uitwerking van concrete businessmodellen moeten we wellicht ingaan op concretere cases en vragen, maar het mag alvast duidelijk zijn dat het boeken van energiewinsten ook winsten oplevert voor collectiever wonen, voor het vrijwaren van open ruimte structuren, voor het realiseren van een functionele mix, voor de nabijheid van woon- en werkomgevingen, voor nauwere banden met de (lokale) voedselproductie…
Energiecoalitie
Omdat de energieopgave niet enkel een taak is voor de energiesector, maar ook te maken heeft met de manier waarop we wonen, welke landschappelijke en ecologische kwaliteiten we willen bewaken, hoe we ons verplaatsen, hoe we onze economie uitbouwen en hoe elk van deze aspecten met elkaar in relatie staan, werd de studie ‘Energielandschappen’ opgestart binnen een breed partnerschap tussen het Team Vlaams Bouwmeester, Ruimte Vlaanderen, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO), de Vlaamse Landmaatschappij (VLM) en het Vlaams Energieagentschap (VEA).
Nabeschouwing
De studie ‘Energielandschappen’ was een eerste stap in deze brede samenwerking en leverde een aantal relevante inzichten op met betrekking tot de potenties voor inpassing van hernieuwbare energie in het landschap en de mogelijke te behalen winsten uit koppelingen tussen bronnen en gebruikers. Tegelijk werd de noodzaak erkend om energievraagstukken – en algemener de verduurzaming van onze leefomgeving - op een meer integrale manier te benaderen, om de vele aanmoedigingsmaatregelen, subsidies en reglementeringen, verspreid over verschillende beleidsdomeinen, te schakelen.
Slechts door het koppelen van die verschillende benaderingen en door ze in te schakelen in een gezamenlijke ambitie voor dat energiebeleid kan een echte doorbraak gerealiseerd worden. Het gezamenlijk initiatief voor de studie Energielandschappen toont dat die gedeelde ambitie bestaat en dat we in staat zijn een gesprek te voeren dat de eigen werking overstijgt en koppelingen te detecteren die brede maatschappelijke winsten opleveren.