Olivier

In appartement verzamelt hij op dat moment vooral lege plastic flessen en parfum. Het appartement hangt vol sigarettenrook, maar hij redt zich. Hoe bizar het er ook aan toegaat, er is een vertrouwd netwerk rondom hem. Een buitenstaander zou zijn appartement vuil kunnen vinden, maar zelf ziet Olivier dat niet zo. Hij heeft gehoord dat er statiegeld zou geheven worden op PET-flessen, en hij bereidt zich voor.

Wanneer zijn woontoren afgebroken zal worden verhuist hij naar de derde blok binnen hetzelfde ensemble. Dat is zo geregeld door iemand van de woningmaatschappij, in de hoop dat hij in dezelfde buurt kan blijven wonen. De dagen voor de verhuis zijn bijzonder stresserend. Olivier is boos op zijn begeleiders en spreekt de hele tijd over ‘strontgeleiders’. Hij zegt dat de hele situatie hem ziek maakt. Uiteindelijk lijkt hij zich wel te redden.

De derde blok is echter helemaal anders van mensen en van architectuur. De gangen hebben geen daglicht, de akoestische isolatie is slecht en zijn buren kennen hem niet. Olivier zal het er niet lang volhouden. Oliver kan moeilijk lezen en waarschijnlijk heeft hij hulp gevraagd bij het openen van zijn post. De roddel gaat snel over de feiten waarvoor hij veroordeeld is en zo begint de argwaan. De nieuwe omgeving maakt hem erg angstig. Hij gaat niet meer naar de dagverpleging en zegt zijn medicijnen niet meer te willen nemen.

Uiteindelijk zal Olivier opnieuw een plek vinden in een voorziening buiten de stad. Hij heeft zijn eigen kamer in een huis waar hij met een achttal personen met een verstandelijke handicap woont. Dit huis is en voormalig schooltje waarin vier kamers en zes studio’s werden gemaakt. Personen met een licht tot matige verstandelijke handicap én een bijkomende psychische kwetsbaarheid wonen hier zelfstandig met permanente ondersteuning.

Er is nog altijd zijn vaste mythologie. Het gaat dan om de spoken die door de muren kunnen komen. Kleine geestjes die door de muur komen en hem pesten. Witte en zwarte. Zijn dagelijks bezorgdheid draait nog altijd om het kopen van spullen en het eindeloos plannen maken om die spullen te kopen. Hij drinkt nog altijd veel cola.

 Olivier heeft in het dorp waar de voorziening ligt altijd verschillende rekeningen lopen bij verschillende winkels. De wereld is voor Olivier een voortdurend kopen, verzamelen, krijgen, vragen, lenen, sparen, afdrogen, pingelen en afdingen, geld gaan terugvragen. Dan beslist hij plots niet meer te sparen voor een elektrische fiets bij de fietsenmaker maar voor een brommer. Hij gaat zakken oud brood halen bij de bakker en weet dan niet wat ermee gedaan. Op zijn kamer staan drie hi-fi ketens die waarschijnlijk niet meer werken, en hij wil winterjassen kopen hoewel het zomer is. Plaasteren beelden zijn op een bepaald moment het allerbelangrijkste en dan zoekt hij verf om ze allemaal goud te schilderen. Of toch ook niet. Olivier telt alles nog in Belgische franks. De rekeningen van verschillende winkels moeten omgerekend worden en tot de laatste cent uitgeteld worden. En het moet snel gaan, anders is er een enorme frustratie. Olivier gaat nog altijd in kleermakerszit op de grond zitten, maar nu pal voor het bureau van zijn begeleider. Hij draait nog altijd de verwarming op de hoogste stand in zijn kamer, met de ventilator ook op de hoogste stand. Hij staat niet meer onder toezicht van justitie. Hij zegt: ‘Ik ben nu van de rechter af. Ik ben blij. Dat is gedaan.’

De begeleiders zijn erin geslaagd om het systeem van financiering en zijn bewindvoerder mee betekenis te geven in zijn mythologie. Het is een derde partij die ze in het spel kunnen meetrekken. Er moet een foto gemaakt worden van de zoveelste hifiketen die hij niet nodig heeft maar toch wil kopen. Die foto moet naar de bewindvoerder gestuurd worden omwille van een beslissing die de ene dag zo ontzettend belangrijk is, maar misschien vergeten is de volgende dag. Maar de beslissing kan dan bij de bewindvoerder gelegd worden. Samen kunnen ze dan wachten op het antwoord van de bewindvoerder. Voor de zekerheid wordt alles nog eens nageteld in franks.

Er is het netwerk rondom hem, dat onderhouden wordt via lange telefoongesprekken met zijn zus. ‘Uw zus zegt het ook’ is een goed argument geworden. Iemand als Olivier hangt daar van af: of het kwetsbare netwerk hem kan dragen, welke roddels er zijn en welke buren er toevallig passeren. Het is een kwestie van spoken, en hoe daarmee om te gaan. Alles hangt af van zijn begeleiders die zo creatief zijn om dit werk te doen, ook binnen zijn mythologie. Ze brengen zijn persoonlijke mythologie evenzeer in rekening als zijn persoonlijke financiering.

Er is in de voorziening permanent een begeleider aanwezig, ook ’s nachts blijft een begeleider of een vrijwilliger slapen. Iedere bewoner heeft een eigen persoonlijk begeleider, maar niet iedere dag zijn deze allemaal aanwezig. Dit zorgt geregeld voor spanningen bij Olivier en ruzie met andere bewoners én met de begeleiders. Vaak komt het voor dat een begeleider zegt dat er de volgende dag samen met Olivier naar de winkel zal worden gegaan, maar de collega die de andere dag aanwezig is heeft al andere plannen gemaakt met andere bewoners. Als een praktisch en organisatorisch antwoord op de vele en uiteenlopende vragen van bewoners om naar de winkel te gaan, worden vaste ‘winkelmomenten’ ingelast. Maar wanneer Olivier bijna door zijn voorraad cola of tabak heen is, is er geen ruimte voor discussie en dient hij op dat eigenste moment naar de winkel te gaan. Het is een bewuste keuze van de begeleiders geweest om een vast moment in te plannen, omdat ze Olivier op dergelijke momenten kunnen aansporen om zelf naar de winkel te gaan. Tabak en vloeitjes koopt hij namelijk in de krantenwinkel op twee straten verwijderd van het huis, dat doet hij alleen te voet.

Het vaste winkelmoment werd al snel onvoldoende voor Olivier, en het gebeurt geregeld dat hij meerijdt naar het dorp wanneer andere bewoners een activiteit plannen met hun persoonlijke begeleider. Dan wordt hij afgezet aan de Aldi en later opnieuw opgehaald. In de tussentijd doet hij zijn boodschappen alleen, zet hij zich na het afrekenen buiten aan de deur, en rolt daar een voorraad sigaretten. Het is voor de begeleiders een constant schipperen tussen houvast bieden door vaste momenten in te plannen die voor een zekere regelmaat zorgen en flexibiliteit tonen om hier ook buiten te treden. Met de vaste winkelmomenten willen ze Olivier aansporen om vaker zelf naar de krantenwinkel te stappen of initiatief te nemen om mee te gaan wanneer er richting dorp gereden wordt. Olivier zegt namelijk vaak dat hij ‘het moe is’, en blijft dan alleen op zijn kamer. Deze moeheid wordt door de begeleiding en door zijn zus gelezen als een fysieke klacht en als een luiheid. Inderdaad, Olivier heeft vaak pijn en is moe, maar vaak verwijst die ‘moeheid’ ook naar een vraag om met rust gelaten te worden. Het aansporen om zelf naar de winkel te gaan en zo actiever te zijn, gaat voorbij aan zijn vraag om te rusten.

Vaste zaken op zijn boodschappenlijst zijn cola light en chips. De chips koopt hij voor zijn lief. De cola koopt hij voor zichzelf, maar ook omdat het een heel waardevol goed is in het huis. De andere bewoners hebben veel minder zakgeld dan Olivier, en weten ook van het bestaan van zijn stock cola af. Vaak gebeurt het dat ze minutenlang zeuren om een fles cola aan de andere kant van de gesloten deur van zijn kamer. Vaak kan Olivier dit negeren, maar af en toe vormt dit de kiem van hevige ruzies. Eigenlijk geldt deze cola als een munt, een ruil-eenheid binnen het huis. Wanneer Olivier een cola deelt of cadeau doet, is dat een hele grote geste.

Voorlopig wordt er nog weinig geruild, en koopt Olivier de cola dus voornamelijk voor zichzelf. Dit is zeer nefast voor zijn gezondheid. Zo werd hij op een warme zomernacht naar het ziekenhuis afgevoerd omdat hij te weinig natrium in zijn bloed had, een rechtstreeks gevolg van de overdaad aan cola. De brandweer diende hem door het raam van zijn kamer naar buiten te brengen omdat hij de trap niet meer af kon.

Na zijn verblijf in het ziekenhuis minderde Olivier zijn colaverbruik, mede door aandringen van de begeleiders en zijn oudste zus. Deze is de oudste van de zeven kinderen uit het gezin waarin hij opgroeide. Olivier heeft de meeste aandacht en zorg nodig, vertelt de zus, maar er zijn nog enkele kwetsbaren. De zus vertelt steeds over zijn broers en zussen, en wijze waarop zij met hun problemen en kwetsbaarheden omgaan, om Olivier inspiratie te bieden en een duwtje in de rug te geven.

Ook over zijn rookgewoonten spreken de begeleiders en zijn zus hem regelmatig aan. Olivier geeft dan ook zelf vaak aan te willen stoppen met roken, naar eigen zeggen omdat hij ‘het beu is’. Het lukt hem ook vaak om enkele maanden niet meer te roken, maar ook dat is hij soms beu, en dan pikt hij zijn oude gewoonte weer op. De pedagogisch coördinator en de begeleiders houden het gesprek over de impact van het roken op zijn gezondheid levendig, maar azen geenszins op een verbod aan. Op dezelfde manier verloopt de communicatie tussen Olivier en zijn zus die wekelijks op bezoek komt. Zij knipt dan zijn haar, en brengt steeds een nieuwe doos tabak mee, soms eens extra zakgeld, een doos koeken of een zak chips, of andere kleine cadeaus. Hier neemt Olivier nooit genoegen mee, omdat het steeds meer kan zijn dan dat wat er op dat moment aan hem wordt gegeven. Zo is hij bijvoorbeeld enkel content met wat hij ‘échte chips’ noemt, verwijzend naar ‘Lays’-chips.

Zijn zus gaat altijd een gesprek aan over zijn gezondheid en wat de mogelijkheden zijn om hier mee aan de slag te gaan. Zij zoekt uit voor welke zaken Olivier bij de mutualiteiten terecht kan om een zo goedkoop mogelijke oplossing te vinden voor zijn gezondheidsklachten. Ze vertelt Olivier nooit wat hij moet doen, maar zal steeds proberen zijn blik te beïnvloeden en mogelijkheden voor ogen te houden. Olivier is namelijk zeer zwartgallig en kent veel perioden van neerslachtigheid. Hij vertelt vaak over de geesten die hem ’s nachts wakker maken. ‘Ik heb nog zijn arm gevoeld en gezien’, vertelt hij. Zijn persoonlijk begeleider is goed op de hoogte over de symboliek van de ‘witte geesten’ en de ‘zwarte geesten’ en wordt steeds door Olivier ingelicht over de aard van de geesten die hij ervaart. Als Olivier witte geesten ziet gaat het eigenlijk wel goed met hem, het zijn de zwarte die aantonen dat zijn mentale gezondheid niet goed is.

In weinig dingen toont Olivier interesse. Vroeger keek hij wel nog eens naar tv, maar tegenwoordig niet meer, ‘ik kan ook naar de klok kijken’, vertelt hij. Ook zegt hij niet warm te lopen van contact met andere mensen. ‘Ze mogen eens komen praten hier bij mij op mijn kamer, maar drukte moet ik niet’.

Olivier verwijst naar heel veel zaken uit het verleden, en hoe moeilijk dat allemaal voor hem was. Hij reed vaak rond op zijn brommer, werkte in een fabriek en kookte vaak voor zijn moeder, allemaal zaken die hij nu niet meer doet, maar ook geen interesse heeft om deze nog uit te voeren. Het is allemaal moeilijk en loopt allemaal fout, is de boodschap, ‘mijn lichaam is moe’. Waar Olivier wel nog van houdt is het afschuimen van rommelmarkten. Hij blijft een echte verzamelaar en doet niks liever dan dingen kopen. Wat hij precies koopt doet er niet erg veel toe, zolang het maar een koopje is. Zijn kamer staat nog steeds vol met Mariabeelden, asbakken en zakken met kleren. Niet enkel broeken en pulls, maar ook kleedjes en handtassen. Voor Olivier bestaan er geen genderstereotypen, hij draagt wat hij mooi vindt, en een handtas hoort bij een standaard outfit. De ene keer kom je hem tegen met een bontjas en de andere keer in korte broek. De vestimentaire keuze heeft weinig met het weer te maken, maar is louter een uitdrukking van het gemoed van de dag. Een compliment over zijn outfit neemt Olivier ook nooit hartelijk aan, om de reden dat hij er gewoon van overtuigd is dat het mooi is en de rest hem gestolen kan worden.

Daarnaast vormen complimenten ook een voedingsbodem voor zijn wantrouwen in mensen. Hij is steeds benauwd dat er dingen van hem zullen afgepakt worden. Heel vaak vertelt hij over diefstallen toen hij nog in de sociale woontoren woonde, over hoe er kleren van hem werden gestolen. Deze ervaring stuurt de wijze waarop hij anderen inschat. Zo werd recent in overeenstemming met Olivier beslist dat de pedagogisch coördinator een deel van het zakgeld van Olivier opzij houdt om ervoor te zorgen dat hij niet alles in één keer uitgeeft, en eventueel eens wat andere zaken kan kopen met het opgespaarde bedrag. Maar evenzeer leidt dit vaak tot conflict. Enerzijds omdat Olivier dit soms als een diefstal van zijn geld beschouwd. Anderzijds omdat hij dan zaken koopt, zoals een radio, waar hij niet tevreden van is, en de begeleiders de schuld geeft hem niet genoeg bijgestaan te hebben in het beheren van zijn geld. Voor de begeleiders en voor zijn zus blijft het een constante zoektocht in het aanbrengen van mogelijke initiatieven opdat Olivier niet de hele dag op zijn kamer zou zitten, luisterend naar geruis op de radio en sigaretten rokend, en tegelijk een omgeving creëren die voorspelbaar genoeg is opdat Olivier geen ‘zwarte geesten’ rondom hem ervaart.

Olivier

Olivier zit altijd in kleermakerszit in de inkomhal van de sociale woontoren waar hij woont. Hij maakt zijn sigaretten met een machientje uit een emmer tabak. Hij gaat zo zitten dat zijn buren bijna niet kunnen passeren zonder contact te maken. De meeste van zijn buren zijn oude mensen. Die zeggen dat Olivier ‘geen kwaad doet’.