Britney

Op haar “vrijwillige hulpvraag” werd ingegaan door het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg, waardoor vijf kinderen deels op internaat verbleven en in het weekend naar huis kwamen. Tegelijkertijd werd moeder in het huishouden bijgestaan door Familiehulp, waardoor het leven voor alle betrokkenen een tijd acceptabeler werd. Tijdens het weekend en in vakantieperiodes verloopt het wel moeilijker omdat alle kinderen dan thuis zijn, aandacht vragen en de te kleine sociale woning dan soms heel druk wordt. De vader van Britney doet wat in zijn mogelijkheden ligt om alles in goede banen te leiden maar verliest soms ook zijn geduld, waarbij er al eens een "mot" wordt uitgedeeld. Daarnaast is de omgang tussen de kinderen onderling ook niet altijd zachtaardig, waardoor ze sporadisch met een blauwe plek aankomen op het internaat.

Deze signalen worden amper met de ouders besproken maar des te meer onder de begeleiders op het internaat. Buiten de ouders om proberen ze zich een beeld te vormen van wat er in het weekend thuis gebeurt. Het thema van de blauwe plekken wordt de leidraad in het spreken met de kinderen na terugkomst in het internaat. De argwaan van de begeleiding is gewekt en het spreken met de kinderen krijgt meer de vorm van een "onderzoek" vanuit allerlei, niet met de ouders besproken, hypotheses. Wat in het weekend thuis, tussen de kinderen of in verhouding tot hun (stief)vader moeilijk loopt, krijgt zo een terugkerend forum waar de kinderen op “gerichte” vragen proberen te antwoorden. Hierdoor wordt de initiële argwaan ook telkens gevoed langs de kant van de hulpverlening. Twee dochters van de eerste vader zijn van oordeel dat de tweede vader zich veel te streng opstelt en ze willen thuis terug de situatie zoals ze was voor de vader van Britney bij moeder introk. Ze beantwoorden de gerichte vragen van de begeleiding vanuit dat verlangen, waardoor ze het sporadisch hardhandige optreden van hun stiefvader uitvergroten. De begeleiding had dit niet door en concludeert dat de meisjes de situaties waarschijnlijk nog toedekken, en er dus thuis nog veel meer aan de hand moet zijn.

De hypotheses culmineren na verloop van tijd tot vermoedens van mishandeling en seksueel grensoverschrijdend gedrag. De rechtbank komt in 2011 tussen vanuit hoogdringendheid. Alle minderjarige kinderen in het gezin worden geplaatst inclusief de jongste twee, een tweeling, die uit de wieg thuis meegenomen worden. Er wordt een contactverbod opgelegd aan vader, en moeder wordt voor de keuze gezet dat ze haar kinderen nog wel kan zien maar dan op voorwaarde dat ze haar relatie met vader stopzet. Moeder doet dit niet waardoor ook voor haar een contactverbod opgelegd wordt. Moeder stort in en wordt opgenomen in de psychiatrie. Na verloop van tijd mag zij wel terug sporadisch, en veelal onder toezicht van begeleiding, haar kinderen bezoeken. Bij de minste ontregelingen in het gedrag van de kinderen in de voorziening wordt dit recht ook terug ingetrokken. De ouders zijn van oordeel dat, voor alles wat in de voorzieningen fout loopt met de kinderen, de oorzaak toch steevast bij hen gelegd wordt terwijl ze de kinderen amper mogen zien.

Vader vraagt tegen advies van zijn advocaat de mogelijkheid om via een leugendetector zijn onschuld te bewijzen. Dat onderzoek pleit hem vrij maar dat wordt vervolgens door de verzamelde hulpverlening rond de kinderen net geïnterpreteerd als het ultieme bewijs dat hij dan wel een psychopaat moet zijn. Zelfs als hij later door de rechtbank vrijgesproken wordt, blijft de hulpverlening zich vasthouden aan hun vermoeden van schuld en gedragen zich ook zo naar hem én de moeder. De verhouding tussen de jeugdrechtbank en de ouders gaat van kwaad naar erger, elk verzet van de ouders tegen de genomen maatregelen wordt gezien als bewijs van hun schuld, wat een paar keer tot net geen handgemeen leidt. Op erg tragische wijze herhaalt zich zo binnen de hulpverlening wat de reden was voor de tussenkomst door hulpverlening, overmacht, onveiligheid en onbetrouwbaarheid. Het is zeker zo dat er thuis problemen waren maar de manier waarop de interventies daarop escaleerden heeft zeker ook tot secundaire traumatisering geleid.

Voor alle kinderen van het gezin hebben die interventies tot op de dag van vandaag zware gevolgen, voor Britney zijn de gevolgen desastreus. Op het internaat kwam ze in een onmogelijke loyaliteit tussen haar ouders en de begeleiding. Ze blokkeerde compleet en begon zichzelf te verwonden. Hierop werd de hulp van de kinderpsychiatrie ingeroepen maar dit bracht niet het verhoopte resultaat. De zelfverwondingen werden ernstiger waardoor de psychiatrie voor haar vanaf haar 13de levensjaar de permanente verblijfplaats zou worden, veelal in een apart, beveiligd regime uitgesloten van het groepsleven. Haar MPI (medisch-pedagogisch instituut) hield nog wel contact met de psychiatrie maar zagen een terugkeer naar de leefgroep voor onmogelijk. Zo verblijft ze twee jaar op een IBE-unit (intensieve behandeleenheid) en des te meer geprobeerd wordt haar tegen zichzelf te beschermen des te extremer ze tot zelfdestructie overgaat, zelfverwurging, -verhanging en -verstikking komen frequent voor. De hulpverlening blijft wat er gebeurt verklaren vanuit de voorgeschiedenis thuis en de contacten met de ouders moeten tot het absolute minimum beperkt blijven. De hulpverlening rond de kinderen neemt verder wel initiatief om samen na te denken maar blijft dat doen zonder de stem van de ouders op dat overleg een plaats te geven. Erger nog, er wordt gezocht naar mogelijkheden waarbij professionals met de tijd de plaats kunnen innemen van de eigen contextfiguren zodat de kinderen na verloop van tijd hun eigen ouders kunnen "vergeten". Het enige moment waarop de kinderen elkaar kunnen terugzien is op de jaarlijkse zitting van de jeugdrechtbank.

Britney volgde aanvankelijk onderwijs op de school verbonden aan en op het terrein van haar MPI. Vanaf haar opname op de IBE-unit was er van ziekenhuisschool geen sprake meer. Het was haar bijhouden en beveiligen. Vanuit de kinderpsychiatrie, volgend op de IBE-opname, liep ze ook niet extern school maar werd er ingezet op competenties aanleren die haar later van pas zouden komen. Dit zowel in het perspectief van een terugkeer naar een MPI als voor haarzelf als opgroeiend meisje.

Deze voorgeschiedenis en de impasses die vervolgens ontstaan zijn de aanleiding voor de escalatie van het dossier Britney naar het intersectorale zorgnetwerk . Er is voor haar geen perspectief meer richting het MPI waardoor de psychiatrie doorheen de tijd in een geïsoleerde positie is terecht gekomen. De termijn binnen de IBE-unit loopt ten einde en in het voorjaar van 2018 wordt gevreesd dat ze de zomer niet zal halen. Gemandateerd vanuit het intersectoraal zorgnetwerk doet de contextbegeleiding het voorstel om wel met de ouders in gesprek te gaan, hun beleving van de interventies te reconstrueren en hen opnieuw een positie te geven in relatie tot de hulpverlening. Dit voorstel krijgt maar moeilijk ingang omdat het niet in de lijn ligt van de doorheen de jaren ontstane beeldvorming op de ouders die volgt op een massieve, gedecontextualiseerde problematisering. Opvallend hierbij is dat de verslagen van de thuiszorg, die een heel ander beeld gaven over de ouders, nergens meegenomen werden. Veelzeggend in deze context was ook het besluit van de behandelende geneesheer van moeder die onomwonden stelt dat de sporadische agressie in het gezin geen persoonskenmerk is maar het gevolg van de mensonwaardige omstandigheden waarin ze leefden en nog meer in terecht kwamen als gevolg van de interventies. Uiteindelijk wordt wel voorzichtig meegestapt in het voorstel van de contextbegeleiding wat door Britney positief onthaald wordt. Ze neemt ook zelf terug een positie op het overleg maar vraagt of haar consulent de zaal wil verlaten want "haar kan ik nooit meer vertrouwen".

Daarnaast was er nog een ander lichtpunt dat ontstond vanuit het initiatief dat de nachtverpleegster nam en dat erin bestond dat ze Britney ruimte wilde gunnen buiten het permanent gesloten individuele programma door haar geregeld hondentherapie aan te bieden. Ook dat voorstel werd aanvankelijk als een te groot risico ingeschat maar uiteindelijk krijgt het wel een toelating om het mits extra flankering uit te proberen. Onmiddellijk blijkt daaruit dat Britney binnen die setting, waar ze onmogelijk kan beveiligd worden voor autodestructief gedrag, dat gedrag daar niet stelt. Het is duidelijk dat voor haar de kliniek de strijdplaats is, de plaats waar ze het onleefbare van haar situatie toont en tot het extreme punt van zelfvernietiging haar autonomie probeert in te stellen. De splitsing, het gevoel anders te moeten spreken met de verpleging dan met de eigen context, versterkte het onleefbare en blokkeerde haar ontwikkeling.

Door het hernieuwde perspectief op regelmatige contacten met haar ouders en de hondentherapie ontstaat er terug hoop. Britney kan een overgang maken naar een "gewone" kinderpsychiatrie korter bij huis, waar ze als behandelend arts iemand terugvindt met wie ze vroeger binnen het MPI al contact had. Het gegeven dat die arts ook de ouders mee wil betrekken in de behandeling is voor haar een voorzichtig te vertrouwen startpunt. De thuiscontext wordt terug op de kaart gezet als noodzakelijk voor haar verdere groei en ontwikkeling. De hondentherapie wordt uitgebouwd en al snel blijkt dat Britney de zeldzame gave bezit om, vanuit een onverschrokken maar tegelijk uiterst zorgzame en sensitieve omgang met die grote kolossen, van hen gedaan te krijgen waar maar weinig mensen toe in staat zijn. Daar is ze ook trots op en tijdens de wandelingen met haar "vrienden" laat ze zich ook aanspreken door de “wereld” rondom haar en leert allerlei planten en bomen herkennen. Het opnieuw herstelde en voorspelbare contact met haar ouders, dat niet voorwaardelijk verbonden wordt aan haar gedrag in de groep, én na verloop van tijd, ook de opbouw van contacten met haar zussen en broers, komt tegemoet aan het verlangen dat vanuit veiligheidsdenken en het gereduceerde beeld op haar context de kop was ingedrukt. Het verlangen ergens bij te horen, graag gezien te worden, iemand te kunnen zijn, kortom haar "belonging".

Zo worden terug omstandigheden gecreëerd van waaruit ontwikkeling mogelijk wordt en geregeld verrast ze begeleiding en ouders in hoe ze mensen en hun bedoelingen kan lezen. Zelf zegt ze daarvan dat ze van moeder een zesde zintuig heeft meegekregen. Dat is ook wat de begeleiding van moeder zegt, waarbij opvalt hoe correct ook moeder, al voorafgaand aan bijeenkomsten, kan inschatten hoe de verschillende aanwezigen zich op de te bespreken onderwerpen zullen opstellen. Het doorheen de tijd van rapport tot rapport verzwaarde, zelfs gecriminaliseerde beeld op haar ouders wordt genuanceerd en de erkenning van hen als ouders zorgt ook voor een voorzichtig, hernieuwd maar fragiel vertrouwen in hulpverlening langs hun kant. In de opbouw van contacten worden terug weekenden thuis geïnstalleerd. In de kinderpsychiatrie wordt geen psychiatrisch maar een pedagogisch programma uitgewerkt met haar waar ze veel vaardigheden uit meeneemt, die helpend kunnen zijn voor haar verdere leven. Dit wil echter niet zeggen dat alles met Britney nu opeens goed loopt, geregeld zijn er nog zelfverwondingen. Maar die hebben dan eerder een betekenis van impulsieve gedragsescalaties in plaats van suïcidepogingen. De samenwerking tussen de kinderpsychiatrie en de contextbegeleiding is erop gericht Britney terug perspectief te bieden door een evenwicht te zoeken tussen beveiliging en een menswaardig bestaan, en dat te realiseren in samenspraak met haar, haar context en de hulpverlening. Onverwacht voor velen functioneert Britney terug in die mate stabiel dat ze eigenlijk klaar is voor een terugkeer naar een MPI. In de contacten met de VAPH-voorzieningen was die stabilisatie een absolute voorwaarde vooraleer ze terug zou kunnen komen. Britney had daar ook ontzettend hard voor gewerkt. Er wordt een datum in het vooruitzicht geplaatst maar op het laatste moment trekt het MPI zijn engagement terug in, wat voor haar een begrijpbare, gigantische ontgoocheling was met een serieuze terugval. Opnieuw wordt ze overmand door het gevoel nergens een plek te kunnen hebben en wellicht nooit te voldoen.

De reden voor de weigering heeft te maken met het gebrek aan stabiliteit. Stabiliteit is echter geen evident begrip en kan door verschillende personen ook telkens verschillend ingevuld of geïnterpreteerd worden. Dat is precies wat er gebeurt in de verhouding tussen het MPI en de kinderpsychiatrie. De kinderpsychiatrie had daarop ingezet en volgens hen was Britney voldoende stabiel voor een herintrede in haar leefgroep. De kinderarts engageerde zich bovendien als behandelend geneesheer voor consult en opvolging van Britney, én stond ook open om op vragen van het MPI in te gaan. Ze had bovendien een “handleiding” opgesteld hoe met Britney kon gewerkt worden, inclusief een getrapt veiligheidsplan.

Ook voorafgaand aan het toewerken naar die overstap was de kinderarts voorstander om in een mix te werken met Britney. Een mix tussen haar plaats in het MPI en haar plaats in de kinderpsychiatrie. Op die voorstellen is het MPI nooit willen ingaan omdat naar hun inschatting, Britney niet stabiel genoeg was om in een verblijfsvoorziening begeleid te kunnen worden. Als Britney dan, in die laatste periode voor haar meerderjarigheid, ook op een goede manier blijkt op weekend te gunnen gaan bij haar ouders en er omzeggens geen beveiligende ingrepen meer zijn in de kinderpsychiatrie, wint het beeld van een gestabiliseerde Britney alsmaar meer terrein. Zo ontstaat meer druk op het MPI om hun belofte, als ze stabiel genoeg functioneert voor ons, ook in realiteit te brengen. Dit wordt echter op het laatste moment teruggefloten, na intern overleg binnen het MPI met de hiërarchische oversten.

Na verloop van tijd wordt het evenwicht terug hersteld en in het licht van haar meerderjarigheid wordt een VAPH-voorziening voor volwassenen bereid gevonden het dossier te bekijken. Gezien haar persoonsvolgend budget niet klaar was werd met de toegangspoort een convenant onderhandeld dat, tot haar persoonsvolgend budget in orde zou komen, voorziet in de hoogste categorie van financiering. Bovendien voorzag het intersectorale zorgnetwerk ook nog budget om een voltijds equivalent in te zetten voor een één-op-één-begeleiding. Opnieuw doet Britney haar uiterste best en in de door contextbegeleiding geflankeerde bewegingen tussen de kinderpsychiatrie en haar toekomstige verblijfplaats durft ze terug aarzelend hopen dat ze daar naartoe zal kunnen. Samen met haar begeleidster neemt ze het initiatief om mensen die zij belangrijk vindt uit te nodigen op een lange boswandeling met haar honden waarbij ze uitleg geeft over hoe de natuur haar aanspreekt gevolgd door een mooi geritualiseerd slot.

De datum van de overgang wordt vastgelegd, maar het personeel van de VAPH-voorziening vraagt nog een opleiding in beveiligingstechnieken. In de kinderpsychiatrie werd daar nog amper gebruik van gemaakt. Het is opvallend hoeveel belang er gehecht werd aan die ingrijpende technische handelingen en er niet bij stilgestaan werd hoe snel dergelijke benadering de dominante plaats kan innemen in hoe gedacht werd dat er met Britney zou moeten gewerkt worden. Het gewone handelen, het met haar op weg gaan, te beginnen met haar te leren kennen, wordt overgeslagen. Zo wordt wat zich in extreme situaties kan voordoen, de leidraad voor de omgang met haar. Die eenzijdige focus op de technische handelingen brengt vervolgens het personeel in een kramp van handelingsverlegenheid, waardoor dit opnieuw het argument wordt om het engagement, op een paar dagen voor de datum van de overgang, in te trekken en te verplaatsen naar de toekomst.

In de overgangsperiode naar die onzekere toekomst kan nog wel onderhandeld worden dat Britney voor dagbesteding twee halve dagen per week naar de voorziening kan, maar Britney vindt het raar dat buiten één persoon niemand haar daar durft aan te spreken en dat ze alleen op haar kamer moet zitten. Op een bepaald moment wil ze daar het fijne van weten en stapt naar buiten. Hierop wordt alarm geslagen, waarbij Britney wegloopt en uiteindelijk voor een paar dagen in een collocatie terechtkomt. Dat bleek de enige mogelijkheid omdat ze net 18 was geworden en ze voor de regelgeving ook niet meer terecht kon in de kinderpsychiatrie. Achteraf legt Britney haar weglopen uit als een test en concludeert ze: "Als die mensen daar al zo van in paniek slaan gaan ze mij nooit kunnen helpen als ik het echt moeilijk heb", en dus: "Kan dat voor mij ook geen goede plaats zijn".

De enige optie die dan overblijft is dat Britney thuis de tijd overbrugt tot er een plaats gevonden wordt maar dit staat haaks op hoe met de ouders gewerkt werd op het aanvaarden van de mix tussen een onaanvechtbare plaats thuis naast een veilige plaats in een voorziening. Britney had dit ook niet verwacht en het vooruitzicht terug thuis te kunnen wonen overschaduwt alles. Ook de ouders gaan ervan uit dat dit wel zal lukken omdat ze thuis, in de opbouw van de weekends, nooit dat extreme gedrag stelt waarvoor ze in de voorzieningen gekend is. Bovendien herstelt dat de ouders in hun positie dat zij wel kunnen wat hen sinds 2011 niet meer gegund werd, ouder zijn. Dat loopt gedurende een hele vakantieperiode ook goed maar er komen ook stilaan barsten in dat enthousiasme, waarbij de jarenlange vervreemding doorheen de plaatsingen en de onrealistische ver-idealiseringen van het hebben van een thuis hun schaduwzijden beginnen te tonen. Britney voelt dat aan en draait vanuit schuldgevoelens de rollen om en gaat zelf zorgen voor iedereen, ontzegt zich daarbij de zorg die ze zelf nodig heeft en stelt uiteindelijk destructief gedrag thuis. In die periode gaat tot overmaat van ramp de gezondheid van moeder er sterk op achteruit, waardoor ze in een rolstoel terecht komt en een ziekenhuisbed in de living van het huis geïnstalleerd moet worden. Gezien contextbegeleiding de enigen zijn die dan nog aan huis komen, staan ze vervolgens ook machteloos om dit, op een ambulante manier alleen, te kunnen ondersteunen.

Britney komt dan in een vicieus patroon van collocaties, waarbij op de achtergrond zowel het VAPH als de volwassenenpsychiatrie naar elkaar blijven wijzen. Het moet gezegd worden dat de psychiatrie zich telkens wel engageert maar op een heel andere manier als de kinderpsychiatrie dat deed of kon doen. Hierbij wordt opnieuw voorbij gegaan aan de nood van de mix tussen een plaats thuis en een plaats in een voorziening waardoor Britney opnieuw in onmogelijke loyaliteitsconflicten terechtkomt en er opnieuw een destructieve strijd ontstaat om thuis te kunnen zijn. De volwassenenpsychiatrie dreigt te verzanden in een isolement vergelijkbaar met haar opname op de IBE-unit, waarbij de mogelijkheden haar te oriënteren naar een VAPH-voorziening voor volwassenen eerder af- dan toenemen.

Binnen de psychiatrie zit ze op het voortdurende spanningsveld tussen willen vertrouwen en graag willen zien, wetend dat ze zich daar niet kan hechten. De behandeling is opnieuw bedoeld zo kort mogelijk te zijn. Zo voeden hechtingsdynamieken de crisissituaties en omgekeerd. Opnieuw een vicieus patroon en een herhaling van haar geschiedenis: gebrek aan een omgeving die kan afstemmen op haar jong sociaal-emotioneel functioneren en die er onvoorwaardelijk kan blijven staan. Geen enkele VAPH-voorziening wil, kan of durft een engagement te nemen terwijl ondertussen alle financiële garanties er zijn, en de flankerende contextbegeleiding bereid is een brugpositie op te nemen, ook naar haar ouders toe.

Britney

Britney groeide aanvankelijk op in een groot gezin met negen kinderen. Ze heeft twee zussen, één (tweeling)broer, drie halfzussen en twee halfbroers. De huidige vriend van moeder is haar biologische vader. Als gezin hadden ze het moeilijk op verschillende domeinen. De opvoeding van negen kinderen, waarvan vijf een lichte verstandelijke handicap hebben, liep niet van een leien dakje waardoor moeder zelf actief op zoek ging naar ondersteuning.