Isabelle

Na enkele huurappartementen koopt ze samen met haar echtgenoot begin jaren ’80 een ruime stadswoning. Ze verbouwen en verfraaien de woning zelf, en krijgen twee kinderen. Op haar veertigste scheidt Isabelle van haar man. Tijdens haar huwelijk heeft Isabelle nooit officieel gewerkt, en na de scheiding vindt ze moeilijk werk. Ze vindt enkel onderdak in private huurwoningen die in slechte staat zijn. Het is in die periode dat Isabelle ziek wordt: ‘Mijn inkomen was veel te laag, ik was zelf zwaar ziek. (…) Ik moest nog eten hebben ook. Dat ging soms met momenten echt niet. Ik ben nog gaan zoeken in de studentenbuurt om eten. Achter de pakjes frieten die ze op de vensterbank zetten omdat ze te zat waren om verder te eten.’ 

Midden jaren ’90 komt Isabelle in de sociale flat terecht, die ‘warm, droog en betaalbaar’ is. Ze heeft niet lang moeten wachten (slechts enkele jaren) en de aankomst in de woontoren herinnert ze zich zeer positief: ‘Zalig. Ik vond het een vakantiedorp. Ik zag de meeuwen vliegen voor mijn raam. Ik zag die bomen. Je weet dat ik uitkeek recht op die bomen. En de sfeer was daar toen… Dat was nog in de periode dat je een briefje van goed gedrag en zeden moest hebben om in een sociale woning te komen’. Isabelle is nog altijd lovend over de conciërge die daar toen werkte.

Daarna ziet Isabelle de sfeer in het gebouw omslaan. Er komen meer huurders die worstelen met een psychische kwetsbaarheid, op hetzelfde moment dat de woningmaatschappij ten gevolge van een fusie afstand verliest ten opzichte van haar huurders. De maatschappij kan bij de toewijzing van de appartementen geen rekening houden met de zittende huurders. Daardoor ontstaan er vaak spanningen tussen de bewoners. In het gebouw is er ook een zeer slechte akoestische isolatie, maar Isabelle past zich aan en houdt rekening met haar buren. Haar onderbuurman is bijvoorbeeld zwaar ziek, en ze neemt zich voor nooit te veel lawaai te maken: ‘’s Avonds bezoek en ambiance, dat kon daar echt niet meer. (…) Die man was ziek, en heb je iets van “ok, dan doe ik dat maar”. Ik dacht gewoon “ik woon thuis en mijn kinderen zijn er weer, ik moet gewoon stil zijn voor de kinderen”. Dus ik benaderde dat zo. En dan kijk je ernaar met liefde zelfs - ik ga stil zijn, ocharme, ik ga ze niet wakker maken.’ 

Wanneer één van haar buren met een psychische kwetsbaarheid worstelt, merkt Isabelle dat de mobiele teams enkel komen voor de patiënt, en niet voor de buren. Maar Isabelle wil in elk geval niet naar de politie bellen. Haar vertrouwen in de politie is zeer laag: ‘Dat was die periode dat de politie daar een psychiatrische patiënt heeft doodgeslagen in de cel. (Jonathan Jacob, 2010, Mortsel nvdr.) Ik weet dat dit gebeurt, en dat doe je gewoon niet - de politie bellen voor zo een mensen. Die zijn daar niet voor opgeleid.’

Isabelle spreekt van verschillende incidenten waarbij psychiatrische patiënten het slachtoffer zijn van geweld. Er ontstaan immers snel misverstanden. Zo is er een psychiatrische patiënt die erg prikkelbaar is en zich moeilijk verstaanbaar kan uitdrukken, maar die naast een oudere dove mevrouw woont. Die mevrouw zet haar radio op het hoogste volume en de dunne muren houden geen geluid tegen. De patiënt reageert zich uiteindelijk af op de inrichting van zijn appartement, en Isabelle vindt dat oneerlijk: ‘Hij is dan de schuldige, hij wordt gestraft’.

Zo woont er ook in de gang van Isabelle een man die Rico heet. Rico staat soms twee uur voor haar deur, zonder te bewegen. Dit jaagt Isabelle angst aan. Hoewel dat eigenlijk niet mag, geeft de maatschappelijk assistente van de woningmaatschappij haar het telefoonnummer van de begeleider van Rico. Bij die begeleider kan Isabelle dan wat verhaal halen, en wat goede raad. Hij raadt Isabelle bijvoorbeeld aan wel de deur open te doen en bijvoorbeeld te vragen wat ze voor hem kan doen. En ook: niet tonen dat je angstig bent en dat je weet dat hij er al lang staat. Isabelle krijgt dus enkel hulp als de maatschappelijk assistente en de begeleider bereid zijn om hun boekje te buiten te gaan.

Isabelle pleit voor een plek waar de buren van huurders met een psychiatrische problematiek met hun vragen terecht kunnen. Wat is een psychose eigenlijk? Hoe komt zo iemand hier terecht? Isabelle wou ook willen dat er graag meer jonge mensen (bijvoorbeeld studenten) een plek krijgen in sociale flats. En ze pleit voor een opleiding voor de conciërges: ‘Zoals ze brandweermannen opleiden. Dat die weten hoe ze met mensen kunnen omgaan. Hoe ze leren omgaan met agressie van mensen. Wanneer de politie dan toch tussenkomt, is het meestal al te laat.’ Isabelle heeft het gevoel dat ze geen gehoor krijgt bij de woningmaatschappij.

Uiteindelijk zal Isabelle verhuizen. Dat lukt pas na een tweede aanvraag. Ze verklaart vier maal aangerand te zijn geweest in en rond de woontorens, met fysiek letsel als gevolg. Wanneer de woningmaatschappij haar een andere flat aanbiedt, die tegenover de woontoren ligt, weigert Isabelle omdat het te dichtbij is. ‘Daar blijven wonen is hetzelfde als iemand in een kennel laten wonen nadat hij aangevallen is door honden.’

Isabelle verhuist naar relatief nieuwe sociale woningen, maar die woningen worden geplaagd door vochtproblemen, omwille van een constructiefout in de dakbedekking. Isabelle engageert zich samen met andere huurders om via de pers druk uit te oefenen op de maatschappij, zodat de dakbedekking vervangen wordt. Na enkele jaren verhuist ze naar een andere stad, naar een privaat appartement dat eigendom is van een vriendin. Ze kan er relatief goedkoop wonen in ruil voor het onderhouden van het appartement: ‘Ik draag zorg voor dat appartement. Je ziet dat ik dat kan.’

Isabelle

Isabelle (°1954) woont alleen in een sociale flat in een hoogbouwwijk. Haar inkomen bestaat uit een invaliditeitsuitkering omwille van een langdurige ziekte. Isabelle is geboren en getogen in de stad, en groeide op in een artistiek en progressief milieu. Als jonge vrouw trouwt ze einde jaren ’70.