Scholen van Vlaanderen
Open brief van de Vlaamse Bouwmeester
Publicatiedatum:

De schoolinfrastructuur in Vlaanderen laat veel te wensen over. Heel wat schoolgebouwen zijn uitgeleefd, vreten energie, bevatten asbest, en men kampt er met plaatsgebrek en/of een leer- en leefomgeving die niet is aangepast aan de hedendaagse pedagogie. Vele Vlaamse scholen zitten dan ook met bouwplannen en de wachtlijst bij AGION (het orgaan van de overheid dat de scholenbouw begeleidt en subsidieert) is ondertussen erg lang. Wil een schoolbestuur bouwen volgens het systeem van ‘reguliere financiering’, dan is er een wachttijd van minstens vijftien jaar. Dat de overheid, onder de noemer ‘Scholen van Vlaanderen’, een uitweg biedt via een inhaaloperatie, valt dan ook toe te juichen. Maar dat ze daarbij in een DBFM-procedure haar opdrachtgeverschap uit handen geeft, vindt de Vlaamse Bouwmeester geen goed idee.
Voor de derde keer organiseert de Vlaamse overheid een inhaaloperatie om een antwoord te bieden op de nijpende tekorten en de lange wachtlijsten. Ze zet daarvoor een DBFM-procedure in de markt. Of beter gezegd: de overheid zoekt een private partij om zo’n procedure in de markt te zetten. Ze besteedt dus haar opdrachtgeverschap uit. Daar kan je je op zich al vragen bij stellen, maar daarover verder meer. We spreken in elk geval niet over peanuts: in totaal gaat het om een investeringsbudget van 1,2 miljard.
Een DBFM-procedure staat voor Design, Build, Finance and Maintain. De overheid zoekt dus een private partij die voor haar de scholen wil laten ontwerpen, bouwen, betalen en onderhouden. Dat gaat meestal als volgt: een privaat consortium stelt een architect en een aannemer aan, investeert in de bouw van een school en onderhoudt het gebouw gedurende dertig jaar. Daarvoor betaalt het schoolbestuur een maandelijkse ‘beschikbaarheidsvergoeding’. Na dertig jaar wordt de school eigendom van het schoolbestuur en dus van de overheid. Voor de overheid is de formule vooral interessant omdat ze alle risico’s bij één partij kan leggen en ze de bouwkosten van de scholen niet in de begroting hoeft op te nemen, maar slechts de maandelijkse vergoedingen. Zodoende spreidt ze de uitgaven in de tijd, of anders gesteld: er wordt gebouwd met geld van de toekomst. Voor de schoolbesturen is het voordeel van de formule hierin gelegen, dat ze sneller bediend worden en dat zij het bouwproject niet zelf hoeven aan te sturen. Keerzijde van die ‘ontzorging’ is dan wel, dat ze minder inspraak hebben in de ontwerpkeuzes die worden gemaakt.
De vraag die me als Bouwmeester na aan het hart ligt, is hoe je ervoor zorgt dat die scholen niet enkel haalbaar en betaalbaar zijn, maar bovendien kwaliteitsvolle architectuur? Voor alle duidelijkheid gaat architectuurkwaliteit voor het Team Vlaams Bouwmeester niet over mooie, hippe of spectaculaire gebouwen. Architectuurkwaliteit gaat over het welbevinden van de gebruikers, de integratie van een publiek gebouw in zijn context, de maatschappelijke meerwaarde, de toekomstbestendigheid en robuustheid, over aandacht voor circulariteit en hergebruik, het zuinig inzetten van publieke middelen, duurzaam gebruik, toegankelijkheid in de breedst mogelijke betekenis… De bouw van een nieuwe school of de herbestemming van bestaande schoolgebouwen is naast een kans om onderwijs aan te bieden in een hedendaagse leeromgeving ook een kans om een hele buurt beter te maken. Kan de nieuwe school buiten de schooluren nog voor iets anders gebruikt worden? Is een combinatie met andere noden of betaalbaar wonen denkbaar? Is de ingreep een opportuniteit om de buitenomgeving te ontharden en biodiverser aan te planten?
Je zou verwachten dat de overheid het Team Vlaams Bouwmeester, dat expliciet in het leven werd geroepen ter ‘ondersteuning en begeleiding van publieke bouwheren met het oog op kwaliteitsverhoging van concrete projecten’ (aldus de Visienota ‘Vlaams bouwmeesterschap 2024-2029’ van de Vlaamse Regering) van bij de aanvang zou betrekken bij die hele operatie. De Vlaamse overheid heeft ons echter voor deze derde inhaalbeweging niet in staat gesteld om onze rol optimaal te vervullen. De kwaliteitsbegeleiding werd overgelaten aan het private consortium. Op het moment dat het Team Vlaams Bouwmeester, via het consortium, nauwer betrokken raakte, waren veel belangrijke keuzes al gemaakt. De scholen waren al geselecteerd en hadden bijvoorbeeld al beslist voor nieuwbouw te gaan eerder dan voor verbouwing, een keuze die niet altijd even weloverwogen werd gemaakt. Het feit dat een privaat consortium vaak voor nieuwbouw kiest omdat dat minder risico inhoudt, is daar zeker niet vreemd aan. Bovendien wordt tijdelijke huisvesting – die bij de transformatie van bestaande gebouwen uiteraard noodzakelijk is – niet gesubsidieerd door de overheid. Het lijkt wel of de hele opzet schoolbesturen naar nieuwbouw stuurt, terwijl we inmiddels weten dat dat haast altijd de minst duurzame optie is.
Dat deze aanpak niet ideaal is, behoeft geen betoog. Kwaliteitsbegeleiding vergt aandacht voor het hele bouwproces. Dat begint bij het scherpstellen van de opgave en dus het opstellen van een degelijke projectdefinitie. Het is namelijk bij het formuleren van de opdracht dat de ambitie om naar kwaliteitsarchitectuur te streven kan worden ingeschreven. Net op dat moment kunnen de ervaren projectbegeleiders van het Team Vlaams Bouwmeester het verschil maken.
Hoort het overigens niet tot de taak van de overheid om bij de aanvang van de hele operatie de opgave scherp te stellen in plaats van dat over te laten aan een private partner? Is het bouwen van nieuwe overheidsinfrastructuur niet steeds een kans om maatschappelijke ambities waar te maken? Moet de Vlaamse overheid niet, in plaats van op zoek te gaan naar een private partner die haar ontzorgt, eerst en vooral die opdracht met meer ambitie en impact in de markt zetten?
Wil Vlaanderen een voorloper blijven op vlak van architectuurcultuur, dan moeten we misschien eens de vraag durven stellen of het overhevelen van publieke verantwoordelijkheden naar private consortia wel altijd leidt tot meer kwaliteit? Elke grootschalige aanpak die enkel gericht is op haalbaarheid en betaalbaarheid gaat voorbij aan het feit dat het bouwen van een school telkens weer een unieke ingreep is in een specifieke context. En dat liefst met een langer toekomstperspectief dan de gebruikelijke dertig jaar!
Erik Wieërs
Vlaams Bouwmeester