Loon naar werken

Open brief van de Vlaamse Bouwmeester

Publicatiedatum:

Opinie

©Paul Robbrecht

Als we in Vlaanderen een gezonde wedstrijdcultuur nastreven, dan moeten we af van loodzware wedstrijdformules genre DBFM. We moeten naar korte en overzichtelijke procedures, waarbij een opdrachtgever zoekt naar een geëngageerde ontwerper om op basis van wederzijds vertrouwen samen een traject te lopen. Dit kan perfect zonder ontwerpers gratis te laten werken, en zonder opdrachtgevers te diep in de buidel te doen tasten.

Het Team Vlaams Bouwmeester krijgt geregeld verontwaardigde berichten over wedstrijdvergoedingen. Ontwerpers hebben vaak het gevoel dat ze niet behoorlijk vergoed worden voor de prestaties die ze leveren om een opdracht in de wacht te slepen, en opdrachtgevers zijn niet allemaal even gul als ze in een gunningsprocedure verschillende kandidaten moeten betalen om een voorstel in te dienen voor eenzelfde opgave. De kwestie is best complex. Ontwerpers hebben immers zelf de neiging meer te doen dan gevraagd, om hun kansen om de opdracht toegewezen te krijgen, te zien toenemen. Opdrachtgevers zijn dan weer geneigd om te veel te vragen in verhouding tot de vergoeding die is voorzien, met het doel zoveel mogelijk risico’s af te dekken alvorens een kandidaat aan te stellen.

Allereerst staat het buiten kijf dat een wedstrijdontwerp vergoed moet worden. De vergoeding is geen ereloon maar een onkostenvergoeding voor de geleverde prestaties en moet dus ook niet afgetrokken worden van het latere ereloon van de winnaar. En wat is nu eigenlijk een billijke vergoeding? Eenvoudig gezegd moet de vergoeding in verhouding staan tot de geleverde prestaties. Dat lijkt evident, maar daar wringt vaak het schoentje. Opdrachtgevers verlangen zo ver mogelijk uitgewerkte voorstellen, om aldus precies te weten waarvoor ze kiezen en bovendien via een uitgebreide raming ook precies te weten wat het zal kosten. Eigenlijk is dat op zich al financieel onhaalbaar. Om over gedetailleerde gegevens te beschikken die een correcte raming verantwoorden, moet een project zo ver zijn uitgewerkt dat een eerlijke opdrachtgever er een vergoeding à rato van 30 à 40% van het ereloon voor zou moeten neertellen. Als je dat voor vier of vijf kandidaten wil doen, betaal je als opdrachtgever in de gunningsprocedure al meer dan de totale ereloonkost voor het toekomstige project, en dat kan toch niet de bedoeling zijn.

In de veronderstelling dat enkel een uitgewerkt ontwerp zekerheid biedt voor de opdrachtgever, zitten twee misvattingen. Een eerste misvatting is dat enkel de ontwerper het ontwerp bepaalt. Nu participatie en cocreatie almaar belangrijker worden, is dat steeds minder waar. Diverse stakeholders hebben een inbreng in een ontwerp en de ontwerper heeft als taak om die verschillende vragen en insteken samen te brengen tot een betekenisvol geheel. Hoe verder een wedstrijdontwerp is uitgewerkt, hoe minder ruimte er overblijft voor die input van stakeholders, en niet in de laatste plaats van de opdrachtgever zelf. De opdrachtgever heeft er dus alle belang bij, te kiezen voor een wedstrijdformule die resulteert in een voorstel dat nog ruimte laat voor dialoog en voortschrijdende inzichten.

Een tweede misvatting is gelegen in de veronderstelling dat de ontwerper via een raming als enige verantwoordelijk is voor de kostprijs van een bouwproject. Die kostprijs wordt bepaald door de ontwerpkeuzes, de wensen van de opdrachtgever en de evolutie van de conjunctuur. Die eerste twee parameters heb je in de hand, en het vraagt een engagement van alle partijen om de kostprijs binnen de perken te houden. Er bestaan mooie voorbeelden van projecten die netjes binnen het budget landen door een correcte inschatting van bij de aanvang en een gezamenlijk engagement van ontwerper, opdrachtgever én uitvoerder.

Omdat de Europese richtlijnen rond de criteria voor selectie en gunning focussen op ervaring en kostprijs, bekrachtigt de wetgeving op overheidsopdrachten deze misvattingen. Het is voor de organisatoren van procedures altijd laveren tussen wet en ambitie om te kunnen selecteren op architectuurkwaliteit en om creativiteit kansen te geven. Met de Open Oproep heeft het Team Vlaams Bouwmeester een procedure ontwikkeld die aan al deze bekommernissen tracht tegemoet te komen. Van oudsher beklemtonen we, dat de Open Oproep erop gericht is, een ontwerper te kiezen en geen ontwerp. Dat klinkt heel lapidair en het klopt beter als je zegt: we kiezen voor een ontwerper met een visie op een opgave. Om die visie helder te communiceren, hoeft het ontwerp niet tot in de puntjes te zijn uitgewerkt. Het is perfect mogelijk om een procedure aan te gaan waarbij enkel een eerste visie, ambitie of strategie wordt gevraagd aan de hand van een eerste beeld of conceptschets met een voorstelling van het ontwerpteam en een plan van aanpak. De ontwerpers kunnen dit leveren in de vorm van een beperkt dossier en een korte presentatie. En dus voor een beperkt budget. Na vergelijking van de voorstellen kan dan een ontwerper worden aangesteld die het project, in overleg met alle stakeholders en binnen een duidelijk budgettair kader, verder uitwerkt.

Als we in Vlaanderen een gezonde wedstrijdcultuur nastreven, dan moeten we af van loodzware wedstrijdformules genre DBFM: we moeten naar korte en overzichtelijke procedures waarbij een opdrachtgever zoekt naar een geëngageerde partner om op basis van wederzijds vertrouwen samen een traject te lopen, en niet naar een uitgewerkt antwoord op zijn vraag.

Bij het Team Vlaams Bouwmeester leggen wij momenteel de laatste hand aan een vernieuwde versie van de Open Oproep, die nog beter beantwoordt aan de geest van wat hierboven beschreven wordt. Tegelijkertijd zijn wij ervan overtuigd dat geen enkele procedure, hoe helder en beknopt ook, tot een kwalitatief project kan leiden zonder een intense voorbereiding, een professionele begeleiding, briefings van de kandidaten ter plaatse en een jury met de nodige experten. Elk project heeft baat bij een open en vertrouwenwekkende dialoog tussen kandidaat en opdrachtgever.

Erik Wieërs

Vlaams Bouwmeester