De scan

De Bouwmeester Scan brengt het grondgebied van de gemeente in kaart aan de hand van een reeks onderzoeksvragen. Na een brede ruimtelijke verkenning worden deze geclusterd rond vier thema’s: 1. Dichtheid en kernversterking 2. Open ruimte 3. Mobiliteit 4. Regelgeving en publiek ondernemerschap

Ruimtelijke verkenning

De Bouwmeester Scan start met een ruimtelijke verkenning van het gebied in zijn ruimere context. Bedoeling is inzicht te bieden in de biotische en abiotische kenmerken van het gebied, in het menselijke nederzettingspatroon en in het globaal mobiliteitsnetwerk. Aansluitend worden alle belangrijke recent gestarte en op te starten bouwprojecten, het vastgoed in eigendom van de lokale openbare besturen en de ruimtelijke vragen of problemen van de opdrachtgever opgelijst en in kaart gebracht. Vervolgens wordt een ‘macroscan’ uitgevoerd aan de hand van het onderzoek ‘Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen’, dat recent door het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek (VITO) uitgevoerd werd. Het resultaat is een eerste onderverdeling van het gebied in zones met ontwikkelingskansen voor meer dichtheid en kernversterking en zones met ontwikkelingskansen voor meer open ruimte. 

Concepttekening Dichtheid

©Eva Le Roi

Analyse op mesoniveau

Deze zones worden vervolgens geanalyseerd op mesoniveau, aan de hand van drie hoofdthema’s: dichtheid en kernversterking, open ruimte en mobiliteit. Deze thema’s zijn met elkaar verbonden in een systeem: ingrepen in één domein creëren kansen in een ander. Door een dorpskern te verdichten kan men bijvoorbeeld open ruimte creëren in het buitengebied en openbaar vervoer efficiënter organiseren. Bij uitbreiding bestaat er binnen elk hoofdthema een logisch verband tussen de onderliggende thema’s. Zo bestaat er op het vlak van verdichting en kernversterking een direct verband tussen de werkgelegenheid, het aantal woonentiteiten, de rendabiliteit van de sociaal-culturele infrastructuur, de kansen voor het handelsapparaat en de inrichting van de publieke ruimte. Wat de open ruimte betreft zijn landbouw, natuur en recreatie met elkaar verbonden. Schapenteelt speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol in het kader van biodiversiteit, is interessant in functie van natuurbeleving en kan ingezet worden bij natuurbeheer. Inzake mobiliteit ten slotte: in een stedelijke omgeving is fietsmobiliteit efficiënter dan wagenmobiliteit. Een goede fietsinfrastructuur zorgt voor een snellere doorstroming.

Onder het vierde thema ‘regelgeving en publiek ondernemerschap’ worden de instrumenten voor sturing van de ruimtelijke ontwikkeling in het gebied onder de loep genomen in functie van de creatie van open ruimte, verdichting en kernversterking en een aangepaste mobiliteit. Hierbij gaat de aandacht naar de noodzakelijke relaties tussen de private en publieke actoren in het kader van de beoogde ruimtelijke transitie en naar de capaciteit van het openbaar bestuur op vlak van sturing en evaluatie van ruimtelijke kwaliteit.

Concepttekening Open Ruimte

©Eva Le Roi

 

 

Concepttekening mobiliteit

©Eva Le Roi

Het eindrapport

Het eindrapport bevat een neerslag van de ruimtelijke verkenning en een overzicht van de ruimtelijke sterktes en zwaktes, bepaald op basis van een kwantitatieve en een kwalitatieve evaluatie. Voor de kwantitatieve evaluatie worden beschikbare cijfergegevens zoals het inwonersaantal, het ruimtebeslag of de bebouwingsdichtheid verzameld. Via kwantitatieve modellen kunnen, aan de hand van variabelen, bepaalde effecten worden geëxpliciteerd of voorspeld, bijvoorbeeld over de relatie tussen het inwonersaantal en het voorzieningsniveau. Voor elk thema worden de relevante achterliggende gegevens en de evaluatie maximaal gevisualiseerd via diagrammen, schema’s, kaarten etc. Het gaat bijvoorbeeld over het overzicht van onderbenutte verkavelingen, de verdichtingsopties, etc. De kwalitatieve evaluatie betreft onder meer aspecten die te maken hebben met functies en gebruik. Zo kan men kwantitatief vaststellen dat er voldoende publieke ruimte is, maar vervult ze wel haar functie en wordt ze door gebruikers op een succesvolle manier toegeëigend?

Op basis van deze evaluatie worden besluiten geformuleerd. Tot slot wordt een agenda voor ruimtelijke transitie opgesteld. Deze agenda biedt een overzicht van concrete projecten zoals sloop- en bouwopdrachten en ontwerp- en studieopgaven, alsook (zie thema 4) beleidsmatige ingrepen die belangrijk zijn om de ruimtelijke transitie te realiseren. Prioriteiten worden bepaald aan de hand van drie criteria: de bijdrage aan het behalen van klimaatdoelstellingen, de sociaal-maatschappelijke winsten,  en de financiële impact.

Concepttekening Regelgeving

©Eva Le Roi