Holsbeek - Crematorium Holsbeek

Open Oproep OO1008 Gerealiseerd

OO1008 Crematorium Holsbeek ©Tim Van de Velde

Realisatie

Een sarcofaag in het hageland - een verhaal over de dood en het troostende landschap

Architectuur staat in het leven, maar evenzeer in de dood. Meer zelfs, de architectuurgeschiedenis zou niks voorstellen zonder grafheuvels en grafkamers, menhirs, piramides, mausolea…

Architectuur is bijna genetisch verbonden met de dood. En toch krijgen weinig architecten de kans om vorm te geven aan de plaatsen waar mensen omgaan met dood, waar ze afscheid nemen van de geliefden en hun laatste resten ter aarde bestellen.

Eeuwenlang bepaalde de kerk de rituelen waarmee de grote gebeurtenissen van het leven zich voltrokken. Begraven was de regel, cremeren ofte tot as verbranden verboden. Gebouw en rites lagen vast.

Over Stonehenge weten we weinig. Alleen kent iedereen de iconische cirkel, de stenen die rechtop staan 

Het is een plek die kracht uitstraalt, en door de geometrie van de cirkel de link legt met een andere dimensie, die van ‘hierboven’, de kosmos.

Crematies zijn intussen gemeengoed. In tien jaar tijd, tussen 1980 en 1990 stegen crematies spectaculair van 6.261 naar 20.873. In 2004 waren dat er al 42.040 ofte circa 40% van alle begrafenissen.

Om de bevolking van oostelijk Vlaams-Brabant grote verplaatsingen te besparen werd de Intergemeentelijke Samenwerking IGS Hofheide – Holsbeek opgericht voor de bouw van een nieuw crematorium. De Vlaamse Bouwmeester organiseerde een Open Oproep, een formule waarbij vijf architectenbureaus op basis van een duidelijke projectiedefinitie en –programma een ontwerp mogen maken en waaruit de beste de opdracht krijgt toegewezen.

Maar crematoria blijven een relatief nieuw concept en het vormt voor architecten een uitdaging om er een nieuwe en gepaste typologie voor te bedenken. Kerken boden tot nog toe een unieke plaats aan de ultieme oversteek, met dien verstande dat kerken tezelfdertijd ook ruimte bieden om het nieuwe leven te consacreren.

Precies die verbondenheid tussen leven en dood vormt de sterkte van het nieuwe crematorium Hofheide in Holsbeek bij Leuven. Wars van christelijke symboliek staat het gebouw als een sarcofaag in een verloren hoek van het glooiende Hageland. De architecten Coussée & Goris moduleerden in samenwerking met de Spaanse RCR Architects het landschap zodat het gebouw niet in een waterziek moeras maar in een heuse waterpartij staat.

Het water schept - zoals in Böcklins schilderij Die Toteninsel - een symbolische afstand tot de wereld van het dagelijkse. Voorbij het water krijgen de omliggende fruitgaard en heuvels met het komen en gaan der seizoenen een pregnante natuursymboliek. De architecten hebben de natuurlijke schoonheid van de site ten volle benut en waar nodig versterkt. De architectuur van het crematorium, maar ook van het columbarium, is verstrengeld met het landschap. Het gebouw voegt zich organisch in fysische context tot op het niveau van geologische opbouw van de omgeving. Het langgerekte gebouw onderschrijft de krachtlijnen van de topografie van de vallei. In het bijzonder de bomenrij langs een gracht werd letterlijk gebruikt als een soort ‘voorhang’ of portaal waartegen het crematoriumgebouw werd geschoven. Door het gebouw zo dicht tegenaan de bomen terug te trekken, behield de bouwplaats haar natuurlijke, landschappelijk karakter. De bomenrij werkt als een scherm tussen de plaats van het aankomen, de parking en de plaats van het afscheid nemen. Het is nog wat vroeg om de parking vandaag te ervaren als een parkbos. Maar mettertijd, wanneer de bomen volgroeid zijn, zal het bos als een soort natuurlijk voorgebouw werken waarin de auto’s oplossen.

Vandaag trekt de lange oude beemd met bomen alleen al een welkomscherm op. Eén precieze cesuur brengt je als bezoeker via een zacht hellend betonvlak naar een overdekte poort met vista op de fruitgaard. Het gebouw laat zich in één oogopslag lezen. Een lange betonnen sarcofaag waarrond een stalen sluier hangt. Het beton kreeg de natuurlijke geelbruine kleur van de lokale ijzerhoudende aarde. Het beton legt als het ware een getuigenis af van de ondergrondse geologische laag, zoals het cortenstaal, met zijn natuurlijke, donkere, roestbruine kleur.

Het gebouw lijkt daardoor uit de grond te zijn opgerezen, als een natuurlijke eruptie of opgedolven.

Hier raakt de architectuur van Coussée & Goris en RCR Architects de tijdloze taal van de tempels van Karnak (Egypte), Machu Pichu (Peru), Lykia (Turkije), Etruria (Italië), Lalibela (Ethiopië)…

Het langgerekte balkvormige volume heeft nauwelijks ramen. Met hooguit een paar spleten in de lange zijgevels en op de kop, waar de cafetaria ligt, opent het gebouw zich genereus naar het landschap. Maar voor de rest belichaamt het gebouw een monumentale sarcofaag. Zoals de Kaaba in Mekka kunnen de bezoekers rond het gebouw stappen. Een krans van stalen lamellen beschut de rondgang. De raamloze, hoge betonnen muren dwingen de blik van de bezoeker bij een wandeling naar het landschap. Aan de noordkant zet dit aan tot een zekere introvertie door de beschutting van de bomenrij. Aan de zuidzijde verleent de overdekte wandelgang met zicht op de vijver en boomgaard een groot gevoel van troost. Zelden in Vlaanderen gaan landschap en architectuur zo’n intense dialoog aan, waarbij beide elkaar bovendien ook nog eens versterken. Dit maakt dat het gebouw meer is dan een crematorium. Het kreeg ook een rol als ijk- en rustpunt in het Hagelandse fiets- en wandelnetwerk. De cafetaria richt zich immers niet alleen op de mensen die een uitvaart meemaakten, maar ook op passanten.

Het eeuwigheidskarakter en beschuttende van de betonnen sarcofaag resoneert in de monumentale stalen deuren van het complex. Misschien wat gechargeerd, omdat de deuren omwille van de veiligheid met automatische pompen werden voorzien om open en dicht te maken. Toch zijn dit architectonische middelen die het gebeuren en deze plek van afscheid nemen de noodzakelijke waardigheid verlenen.

Via een kleine ontvangsthal kom je in een lange, rechte gang die zachtjes af- en oploopt langs de grote en kleine aula. Wat meteen opvalt, is het gedempte indirect daglicht dat via koepels het beton doet vibreren en een conditie creëert van tijd- en plaatsloosheid. Fragiel. Want bij het aansteken van het kunstlicht gaat de mystiek van het gebouw reddeloos verloren. Kunstenaar Philip Van Isacker integreerde in de blinde gangmuren een reeks bas-reliëfs in was als rimpelingen in een watervlak.

De wandsculpturen trekken de aandacht op de dynamiek van het steeds wisselende daglicht waardoor de schijnbaar starre architectuur gaat leven.

De aula’s voor de uitvaartdiensten hebben elk een eigen identiteit. De grote ademt statigheid als de moderne Fronleichnam kerk van architect Rudolf Schwarz in Aachen. Misschien is deze ruimte nog iets te schatplichtig aan kerkarchitectuur door zijn basilicale opbouw met strakke, spartaanse banken. Maar door de gedegen akoestische studie - in de betonnen muren zijn geïnspireerd door historische voorbeelden kruiken ingegoten die het geluid en vooral de weergalm bufferen - kreeg deze zaal een bijzondere akoestiek die vleugels geeft aan de muziek die er op de piano kan worden gespeeld.

De kleine aula schraagt zich intiem rond een monumentale lichtkoepel waar de kist onder komt te staan.

In U-vorm zitten de mensen rond de kist en het zenitale licht. Hier werkt de symbolische betekenis van licht als drager van leven perfect. Het licht schept een dimensie van leven, in een zaal waar de afgestorvene centraal staat.

Discreet kunnen vanuit beide aula’s de kisten naar de crematiezaal worden gebracht waar de mensen desgewenst hun dierbare kunnen begeleiden tot aan het inschuiven van de kist in het ‘vuur’. Voor Hindoes beantwoordt dit aan hun culturele gewoontes 

De ovenzaal laat niet het monster van de oven zien, zoals in het crematorium van Sint-Niklaas. Drie poorten in de betonnen wanden sluiten de ovens af. Geen spoor van techniek zorgt hier voor een dissonante toon. De betonnen wanden en vloeren bieden een tijdloos kader. De stalen ovendeur opent. De kist schuift met een platform in het vuur. De stalen deur gaat dicht…

Het is misschien wel de meest aangrijpende en betekenisvolle plek en het moment voor het beleven van het afscheid nemen.

Voornaam, respectvol en met groot gevoel voor menselijke en culturele gevoeligheden, vertaalden de architecten de machinerie van het crematorium in respectvolle architectuur.

De schouw is niet te zien, omdat ze discreet in het bouwvolume werd weggewerkt. Ook de complexe aanvoer van kisten en het wegbrengen van de urnen met assen, werd opgelost door een discrete inrit te maken naar de kelderverdieping van het gebouw. Alle diensten gebeuren ‘downstairs’, het personeel heeft er ook zijn lokalen rond een patio. 

Deze layout laat toe dat de diensten en de verschillende families elkaar kunnen opvolgen in een natuurlijke stroom. Elke familie krijgt op die manier de eigen ruimte en tijd, en heeft niet het gevoel in een ‘afscheidsfabriek’ te zijn beland.

Toch heeft dit project ook af te rekenen met een kleine dissonant. Door de cafetaria als ruwbouw in concessie te geven hebben de architecten niet de kans gekregen om met dezelfde waardigheid en stijl deze ruimte af te werken en in te richten. Vandaag staat de cafetaria erbij als een Vlaamsche taverne met de finesse van een voetbalkantine. Het toont hoe vitaal de Vlaamse zin voor relativering is. Hoe de ernst van de dood en de architectuur misschien ook wel een portie Ensor en Bosch verdraagt. Je zou het ook kunnen zien als een project dat een opening laat aan de komende generaties om deze taverne, knooppunt tussen leven en dood, een andere (betere?) gedaante te geven.

Om vele redenen is het crematorium van Holsbeek prijzenswaardig. Uniek is het in Vlaanderen om zijn doorgedreven landschapsarchitectuur waarbij het landschap architectuur wordt en de architectuur landschappelijke kwaliteiten uitstraalt. Lovenswaardig ook omwille van de consistentie waarmee alle middelen, techniek, materialen, ruimte, licht, sfeer,… werden vormgegeven. Het gebouw is ruw en naakt, maar door de beheersing van daglicht en akoestiek en het onzichtbaar maken van de technieken, is dit tijdloze architectuur van internationale klasse.

Gunning

RCR Aranda Pigem Vilalta arquitectes

Download ontwerpvisie

Programma bestaat uit 3 minder of meer publiek toegankelijke onderdelen.

Het samenvoegen van de drie delen onder één dak volgt uit zowel de analyse van de site als het gedetailleerd programma. Door het samenvoegen van de drie delen onder ООn dak ontstaat immers een krachtig architecturaal antwoord met structurerend vermogen in een specifiek landschap.

De 3 onderdelen, het horecadeel - het ceremoniële + administratieve deel - het crematie deel , worden los van elkaar maar onder hetzelfde dak aangebracht.

Enerzijds maakt deze keuze een duidelijk en helder circulatiepatroon voor bezoekers en personeel mogelijk, anderzijds heeft een aansluiting van de onderdelen alleen maar functionele voordelen wat uitbating betreft.

Monumentaliteit en intimiteit

Met één gebaar krijgt het landschap een nieuwe ruggengraat gelegen tussen de twee houtkanten van het centrale deel van de site in oost-west richting. Interieur en exterieur zijn vervlochten aanwezig onder een groot dak dat als een stolp rondom het gebouw is aangebracht. Deze stolp staat op een verzonken plateau temidden van een moerassig en ontoegankelijk kwelgebied. Het monumentale uit zich in het architecturaal expressief volume geplaatst in het landschap met een symbolische uitdrukkingskracht. Het staat als een grote tombe temidden het landschap. We verwijzen naar voorbeelden uit de Egyptische tijd met een kosmische uitstraling. De vorm verwijst niet naar een godsdienst maar heeft een universele expressie die verwijst naar funeraire architectuur. Het programma is tevens van een exceptionele aard, in niet geringe mate door het emotionele karakter van het gebeuren. Daarom werd het thema monumentaliteit versus intimiteit aangegrepen om het gebouw gestalte te geven. Het intieme is aanwezig in het interieur met zijn specifieke lichtinval, materialen en ruimteopbouw.

De spanning tussen monumentaliteit en intimiteit blijft aanwezig bij het doorlopen van het gebouw door gebruik te maken van opgebouwde contrasten van licht en ruimte.

Sokkel en stolp

Het gebouw bevindt zich op een verdiepte sokkel die temidden de moerassige vlakte wordt aangebracht.

De verschillende delen worden samengesnoerd door een lichtdoorlatende luifel die als een stolp over het gebouw op 2 meter boven het terrein wordt

aangebracht.

De sokkel en stolp als ruggengraat en ordenend geheel.

De sokkel en luifel als een circulatie naar de verschillende delen.

De sokkel en luifel als overgangszone.

De sokkel en stolp als een sarcofaag.

Publiek versus niet publiek

Alle minder of meer publiek toegankelijke ruimten zoals ovenruimten met bezoekfaciliteit, aula’s met familiekamers, cafetaria met familiekamers zijn op een gelijkvloers licht verzonken plateau aangebracht.

De niet voor publiek toegankelijke en technische delen werden grotendeels ondergronds aangebracht zodanig dat het bovengronds volume in het landschap beperkt blijft.

Twee afzonderlijke hellingen vertrekken vanaf twee dienstwegen naar twee afzonderlijke ondergrondse delen.

De eerste leidt naar de technische en logistieke delen van de cafetaria en is enkel toegankelijk voor personeel van de cafetaria en leveranciers.

De tweede gaat naar de technische delen van het crematorium en is enkel toegankelijk voor personeel van het crematorium en begrafenisondernemers.

Licht

Het transcendente en efemere karakter van het herdenkingsgebeuren vindt zijn echo in het omgaan met licht en water. Het water is aanwezig in het moerassige kwelgebied dat omheen het gebouw wordt aangebracht. Het gebouw bevindt zich op een plateau dat temidden dit water wordt aangebracht. Hierdoor staat het symbool voor het afscheid en afstand nemen ten opzichte van de materie. Het licht is alom bestudeerd aanwezig in het gebouw en verbindt het monumentale met het intieme.

“I know two different kinds of light from my own experience.
One is a space of light in darkness, into which the dim light emerges,
the other is a light that cuts sharply through the darkness as if
manifesting its existence in strong contrast with the darkness”

Tadao Ando

Selectie

architecten BOB361 architectes

Download ontwerpvisie

Felix Claus Dick van Wageningen Architecten

Download ontwerpvisie

Studio Paola Viganò

Download ontwerpvisie

Projectbeschrijving

De opdrachthoudende vereniging voor crematoriumbeheer in het arrondissement Leuven „Hofheide” is een intergemeentelijk samenwerking tussen 28 gemeenten van het arrondissement Leuven. Hofheide zal instaan voor de organisatie van het crematoriumbeheer in het arrondissement Leuven. De site „Hofheide” heeft een totale oppervlakte van 34 ha, waarvan 5 ha voorbehouden worden voor het crematorium

Projectgegevens

Projectcode

OO1008

Officiële naam

Volledige studieopdracht voor het bouwen van een crematorium en een afscheidscentum (begraafplaats) te Holsbeek

Dit project maakt deel uit van de projectenbundel OO10.

Status

Gerealiseerd

Opdrachtgever

De opdrachtgevende vereniging voor crematorium-beheer in het arrondissement Leuven "Hofheide".

Locatie bouwplaats

Jennekensstraat 5
3220 Holsbeek
België

Terreinen "Hofheide" te Holsbeek gelegen langs De Jennekesstraat en de N223

Timing project

  • Selectievergadering:
  • Eerste briefing:
  • Gunning:

Gunningswijze

prijsvraag voor ontwerpen met gunning via onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking.

Extern jurylid

Janny Rodermond

Financieel

Bouwbudget

4.500.000 euro

Exclusief BTW

Exclusief ereloon

Type opdracht

Europese publicatie

  • Datum Europese publicatie:
  • Nummer Europese publicatie: 137-136034

Publicatie bulletin

  • Datum publicatie bulletin:
  • Number publication bulletin: 9612

Dit project is gerealiseerd via Open Oproep. Lees meer info over deze tool.

Laatst nagekeken op: .